Een functie aanroepen op een interactief object

Een expressie die een functie aanroept op een interactief object wordt als volgt opgezet:

  1. Als u wilt werken met een interactief object dat al in de opmaak aanwezig is, moet u de naam van dat object kiezen in de schuiflijst Objecten. Gebruik het keuzemenu bovenin de schuiflijst om de schuiflijst met objecten te specificeren op type.
  2. Dubbelklik op de objectnaam om deze in het bewerkgebied te zetten.
  3. Wilt u een lijst zien met functies die kunnen worden aangeroepen op dit specifieke objecttype, dan kiest u dat objecttype in het keuzemenu Functies. Als u bijvoorbeeld werkt met een animatieobject, kiest u Animatie.
  4. Blader door de schuiflijst Functies tot u de gewenste functie tegenkomt. Wilt u te weten komen wat een functie doet, dan klikt u op de functienaam en kijkt u naar de beschrijving die onderin het dialoogvenster verschijnt. Voor dit type expressie gebruikt u gewoonlijk een functie die geen waarde retourneert, zoek dus functiebeschrijvingen die niet beginnen met “Get”. Wilt u bijvoorbeeld een animatieobject laten afspelen, dan kiest u Animation.Play().
  5. Dubbelklik op de functienaam om deze toe te voegen aan het bewerkgebied.
  6. Wilt u verifiëren of de expressie wel geldig is, dan klikt u op Valideren. Vergeet niet dat deze knop alleen uw expressie controleert op syntax; een geldige expressie hoeft niet per se een expressie te zijn die doet wat u wilt!
  7. Klik op OK.

Wanneer de expressie is geëvalueerd, wordt de aangegeven functie aangeroepen op dit specifieke object. In dit geval wordt de animatie afgespeeld.

Een functie aanroepen op een interactief object