Operatoren
Operatoren zijn symbolen (zoals + en –) waarmee u kunt optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen en veel andere handelingen kunt verrichten.
De belangrijkste operator is het is gelijk-teken, omdat u daarmee een waarde kunt toekennen aan een variabele. In het voorgaande voorbeeld hadden we de volgende eenvoudige expressie kunnen gebruiken om het getal 6 in de variabele IntVar te zetten:
IntVar = 6
Deze expressie vertelt een interactieve presentatie om de waarde na het is gelijk-teken te zetten in de variabele genaamd “IntVar”.
Met andere operatoren kunt u getallen en andere waarden combineren of met elkaar vergelijken. Bijvoorbeeld:
IntVar = 2 + 4
In dit voorbeeld worden twee operatoren gebruikt: het is gelijk- en het plus-teken. Wanneer deze expressie wordt uitgevoerd, voegt uw interactieve presentatie 2 + 4 toe en zet het resultaat in IntVar.