Kleurscheidingen printen

Kleurscheidingen worden als volgt (af)gedrukt:

  1. Open het Kleur-paneel in het dialoogvenster Print (Archief/Bestand-menu).
  2. Kies Kleurscheiding in het keuzemenu Wijze.
  3. Kies een optie in de schuiflijst van het keuzemenu Instellingen:
    • De optie Gebr. proces- & steunkleuren print platen voor de proces- en steunkleuren die in de opmaak zijn gebruikt.
    • De optie Converteren naar proces converteert alle kleuren in het bestand naar proceskleuren (alleen tijdens het printen) en print de proceskleurplaten.
    • De optie In-RIP-kleurscheidingen print alle proces- en steunkleurplaten en de uitvoer is in de composiete structuur. Het PostScript-bestand dat moet worden geprint, bevat kleurscheidingsinformatie.

    De optie In-RIP-kleurscheidingen moet alleen worden geselecteerd als u gebruikmaakt van een PostScript niveau 3-apparaat. U zult zien dat het keuzemenu Instellingen eveneens alle op kleurscheidingen gebaseerde uitvoerinstellingen in het dialoogvenster Standaard uitvoerinstellingen (Wijzig/Bewerk > Uitvoerinstellingen) bevat.

  4. Om een andere lijnfrequentiewaarde te specificeren dan die standaardwaarde, moet u in het Frequentie-veld een lijnen per inch (lpi)-waarde invoeren of een optie kiezen in het keuzemenu Frequentie.
  5. De schuiflijst onderin het Kleur-paneel toont de platen die in de opmaak worden gebruikt, inclusief de standaardinstellingen voor Halftoon, Frequentie, Hoek en Functie. Over het algemeen geven de standaardinstellingen in het plaatoverzicht goede printresultaten. U kunt ze voor bepaalde doeleinden echter ook wijzigen. Een liggend streepje in een kolom wil zeggen dat deze informatie niet kan worden bewerkt.
    • Verwijder de vinkjes in de kolom Print om het printen van individuele platen te annuleren, of selecteer de plaat en kies Nee in het keuzemenu van de kolom Print.
    • In de kolom Plaat staat een overzicht van de steun- en proceskleurinkten in het document wanneer u Kleurscheidingen kiest in het keuzemenu Wijze. In het keuzemenu Instellingen bovenin het Kleur-paneel wordt aangegeven welke opmaakplaten in het overzicht komen te staan.
    • Via het keuzemenu Halftoon kunt u aan steunkleuren een andere rasterhoek toekennen. De standaardrasterwaarden voor steunkleuren worden gespecificeerd in het keuzemenu Halftoon in het dialoogvenster Bewerk kleuren (Wijzig/Bewerk > Kleuren > Nieuw).
    • In de Frequentie-kolom staan de lijnfrequentiewaarden. Dit is het aantal lijnen per inch (lpi) dat wordt toegekend aan ieder van de kleurplaten. Als u de standaardwaarde voor een plaat niet wilt gebruiken, kiest u Andere in het keuzemenu Frequentie om het dialoogvenster Frequentie/Andere te openen.
    • In de Hoek-kolom staat de rasterhoek voor iedere kleurplaat. Als u de standaardwaarde voor een plaat niet wilt gebruiken, kiest u Andere in het keuzemenu Hoek om het dialoogvenster Hoek/Andere te openen.
    • Als u in gedrukte rasters alternatieve puntvormen wilt specificeren, kiest u een optie in het keuzemenu in de Functie-kolom.
Hoofdonderwerp: Opmaken printen

Kleurscheidingen printen